Gurre-Lieder, het monument onder de concertstukken met zijn zeer tot de verbeelding sprekende drama, behoort voor mij tot een van de mooiste werken ooit gecomponeerd. Lief de, moord, een immens verdriet dat je gek maakt, het gevecht tegen God, de kracht van de natuur: alles staat er in en is volledig in de muziek ge"integreerd. In 'Seht die Sonne', het laatste stuk van het werk, bouwt Schonberg een brug tussen vroeger en nu, al weet hij het zelf nog niet. Het is alsof het slot van 'Iris' van Mascagni verbroederd wordt met Schonbergs eigen meesterwerk, de na de oorlog gecomponeerde 'De overlevende uit Warschau'. Gurre-Lieder moet je tenminste een keer live hebben gehoord, maar aangezien de uitvoeringen ervan niet dagelijkse kost zijn, blijft er niets anders over dan je tot de opnamen te beperken. Het is eigenlijk verbazingwekkend hoeveel goede opnamen van de door velen als een vrijwel onuitvoerbaar beschouwd werk bestaan! Zelf ken ik er een paar en de nieuwe, in juni 2014 onder Markus Stenz voor Hyperion opgenomen lezing, behoort volgens mij tot de besten die er zijn. Het Gurzenich-Orchester Koln voelt zich blijkbaar als een vis in het water in het laatromantische idioom en schuwt—versterkt door de zes verschillende koren—geen enkel middel om tot de luisteraar en zijn hart door te dringen. De mezzo van Claudia Mahnke (Waldtaube) heeft veel scherpe randjes, het had voor mij wat lyrischer gemogen, maar haar voordracht is meer dan indrukwekkend. Een echte stemactrice. De Nederlandse sopraan Barbara Haveman is een zeer sensuele Tove, maar de beste van allemaal vind ik Brandon Jovanovich. Als Waldemar loopt hij tegen zijn grenzen aan, maar overschrijdt ze nergens. Zeer masculien en tegelijk zeer breekbaar. Voor mij is zijn vertolking meer dan sensationeel.