Je kunt houden van de stem van Bostridge of niet, hij doet zijn uiterste best zijn luisteraar aan zich te binden. Hij fluistert en hij roept, hij lacht en hij huilt, hij kronkelt zich, soms met enige overdrijving, rond de noten en gaat in alle liederen tot het gaatje. Je wordt meegevoerd tegen wil en dank, hij haalt in elk lied de kern naar boven; 'mooi zingen' legt het af tegen zeggingskracht. Bostridge doet deze over het algemeen serieuze liederen, waaronder 'Lieder und Gesange opus 33', 'Vier lieder opus 96' en nog vijftien losse liederen, tot op het bot voelen. De tenor zoekt de grenzen van zijn stem om bij de essentie van het lied in de buurt te komen. Zie je hem zingen, dan neem je ook zonder geluid waar dat hij zijn hele hebben en houden in de strijd gooit. H66r je hem, dan hoor je de onmacht, de vragen, de intensiteit van Brahms' waarnemingen en gevoelens. Hij wordt geweldig gestimuleerd door pianist Graham Johnson, die met breed, stevig en melodieus spel zijn verantwoordelijkheid voor het gelijkwaardige aandeel van de piano neemt.