Loyset (‘Louietje’) Compère (1440-1518) is een interessante, zij het minder bekende grootmeester van de Vlaamse polyfonie. Zoals veel van zijn collega’s kwam hij uit Frans-Vlaanderen of Henegouwen en kreeg hij zijn muzikale vorming aan een of andere kathedraalschool. Hij ontving alleszins de lagere wijdingen en kreeg zo het statuut van clericus-zanger. Rond zijn twintigste was hij in contact met het Franse hof en in de jaren 1470 trok hij naar Milaan. Hertog Galeazzo Maria Sforza rekruteerde het kruim van de muziekwereld, in die tijd waren dat de Fiamminghi.
Mooie liedjes duurden ook toen niet lang, want in 1476 werd de hertog vermoord, waarna Europa’s beroemdste capella van die tijd ontbonden werd. Compère werd in maart 1493 in Parijs tot priester gewijd en was actief in Noord-Frankrijk. Zo was hij deken van het belangrijke kapittel van Kamerijk.
Traditioneel werd Josquin beschouwd als dé grote vernieuwer onder de derde generatie polyfonisten en Compère als een van diens begaafde navolgers. Wat uitlegt waarom er zo weinig muziek van laatstgenoemde op cd is te vinden. Twintig jaar nadat het Orlando Consort een eerste volwaardige cd aan hem wijdde, weten we dat Josquin veel jonger was. Meteen is Loyset Compère dus geen ‘nakomeling’, maar een ‘voorloper’, een oudere collega en voorbeeld van Josquin.
Compère was de eigenlijke uitvinder van de imitatieve stijl die Josquin later tot perfectie zou uitwerken. Deze prachtige vertolking van een schitterend Magnificat en van meerdere andere liederen door het vernieuwde Orlando consort bewijst dat trouwens perfect. De Orlando singers brengen het ingetogen. Daarna volgen liederen in de volkstaal, waarvan Tant ay d’ennuy meditatief het menselijke lot betracht en doorkruist wordt door een Latijns ‘tegenlied’. De overige chansons zijn ofwel ernstig ofwel grappig. Merkwaardig is het spotlied op het Bourgondische leger (Ung franc archier) en het geheel eindigt met een verstilde uitvoering van het motet O bone Jesu, met tekstmateriaal uit Psalmen 12 en 38. Een uitgebalanceerde mix dus van in ’t sotte en in ’t vroede, zoals de rederijkers zeiden.