Van dit zeer specifieke Engelse repertoire moet je houden. Het is soms veel, soms weinig, soms hinderlijk triomfalistisch, op het lawaaierige af, soms ontroerend in zijn eenvoud. Finzi, Bax en Ireland—alle drie actief in de eerste helft van de vorige eeuw—schreven hun muziek op de Engelse kathedraaltraditie, wat haar ook meteen sterk plaatsgebonden maakt. Er zit veel Engelse schoonheid in deze opname. Het koor van Westminster Abbey klinkt fraai in de ruime akoestiek van de beroemde kapel, een belangrijk deel van de charme van deze opname. Het zingt knap, maar ook wat onevenwichtig en niet helemaal gaaf. Pareltjes zijn het eerste en het laatste stuk, respectievelijk ‘My lovely one’ van Finzi en Irelands ‘Ex ore innocentium’. Het eerste vanwege de diepgelovige eenvoud, het tweede vanwege de 'onschuldige' jongens stemmen op een gedicht vol—wel erg brave—gelovigheid. In de deemoedige stukken is het orgel een warme, zachte bedding voor het koor, in bijvoorbeeld ‘God is gone up’ van Finzi is het orgel als een canon. Maar eerlijk is eerlijk, dat zit in de muziek zelf en niet in het integere spel van Daniel Cook. Zoals ik in de eerste zin al suggereerde: je moet er van houden.