Alle muziek op dit album is gewijd aan Maria. En zij is het voor wie zowel de lelie als de roos beide symbool staat in de middeleeuwse iconografie. De lelie zien we vaak bij afbeeldingen van de Annunciatie, de roos is het zinnebeeld voor liefde in zowel wereldlijke alsook geestelijke zin. Dit album wil de artistieke parallellen verkennen, beter gezegd: de synergie, tussen de kerkmuziek en de albasten beeldhouwwerken in de late middeleeuwen. Immers, al deze noten—zowel eenstemmig als in geleidelijk toenemende polyfonie—werden gezongen in de nabijheid van die albasten heiligenbeelden, en alleen al akoestisch moet er iets als wederzijdse beïnvloeding zijn geweest, zo betogen de liner notes. Daar valt iets voor te zeggen en de prachtige foto's in het boekje doen de rest. Rode draad in het geheel is Walter Frye’s Missa Flos Regalis (Mis voor de Koninklijke Bloem), vervlochten met werken van John Cooke, Thomas Damett, Guillaume Le Rouge, John Bedyngham, John Dunstaple, John Fowler, John Forest en John Plummer—met uitzondering van Frye en Dunstaple toch relatief onbekende componisten, die hier volledige erkenning krijgen. De zes mannen van The Binchois Consort zingen kristalzuiver, langs prachtig strakke en toch flexibele legatolijnen. Wel apart is de uitspraak van het Kerklatijn: de ee-klank als ie (dus ‘Avie Maria' in plaats van 'Ave Maria'), maar ook daarvoor valt wederom iets te zeggen, zo blijkt: dit zou te maken hebben met de Grote Klinkerverschuiving (Great Vowel Shift) in het Middelengels. Een ingewikkeld verhaal, maar wie interesse heeft, kan dat gewoon googelen.